Veel koolstofverbindingen komen uit aardolie. Destillatie van ruwe aardolie levert vooral alkanen.

Onverzadigde koolwaterstoffen ontstaan vooral bij het kraken van aardolie.

De onverzadigde koolwaterstoffen worden gebruikt om veel andere nuttige producten van te maken, bijvoorbeeld:

 

Een organisch molecuul van alleen maar Koolstofatomen en waterstofatomen is chemisch gezien een beetje saai. Het molecuul krijgt andere eigenschappen door een functionele groep. Functionele groepen worden in het molecuul gebracht door reactie met onverzadigde koolstofverbindingen.Een functionele groep kan een substituent zijn:
 
 
 
 
Een bepaalde functionele groep kan in veel verschillende moleculen voorkomen. Een eenvoudige rij van moleculen die alleen -CH2- van elkaar verschillen, noemen we een homologe reeks. Bijvoorbeeld de homologe reeks van de carbonzuren
Het molecuul wordt steeds -CH2- groter.
Voor een laboratoriummedewerker is het natuurlijk van groot belang de namen van de stoffen goed te kennen.
Je gebruikt een gewone (triviale) naam of je gebruikt de systematische naam. Dan volg je de naamgevingsregels. Gelukkig heb je de belangrijkste naamgevingsregels voor de koolwaterstoffen al geleerd.... Over regel 3 uit hoofdstuk 15 nog het volgende: de plaats van de functionele groep wordt aangeven met een nummer. Dit nummer werd voor de naam geplaatst. De nieuwe regel is: direct voor de functionele groep-naam.
Dus:
1-propanol wordt:  propaan-1-ol
2-pentanon wordt: pentaan-2-on
 
Maar: 1-chloorpropaan blijft: 1-chloorpropaan, het nummer staat dan al voor de naam van de substituent.
Butaanzuur blijft butaanzuur want een zuurgroep kan alleen maar eindstandig zijn (plaatsnummer: 1). Als het vanzelf spreekt dan laten we het nummer weg.
 
Oké, kun je nu zeggen hoe deze heet:
 15naamopgweb
  
 En verder....

De naam van bovenstaand stofje is natuurlijk:  6-chloor-4-hydroxy-3-methyl-5-oxo-hexaanzuur