Massaconcentratie is massa opgeloste stof per volume-eenheid. In formule:
ρ(B) massaconcentratie stof "B" (g/L, mg/L, mg/mL enz.)
m (B) massa stof "B" (g, mg)
V volume oplossing (L, mL)
Voorbeeld
We lossen 500 mg stof op tot 250 mL en maken een verdunning van 10 mL in een kolf van 100 mL:
rekenwijze 1: met hoeveelheid
Ziet er bewerkelijk uit maar het valt wel mee: je zet steeds kleine stapjes met hoeveelheid stof.
* de eerste oplossing bevat 500 mg stof
* in 1 mL is dat: 500 mg / 250 mL = 2 mg
* we nemen 10 mL dus daarin zit: 10 x 2 = 20 mg
* deze 20 mg komt in het totale volume van 100 mL, dat is 0,10 liter
* de nieuwe concentratie wordt dus: ρ = 20 mg / 0,10 L = 200 mg/L
rekenwijze 2: met concentratie
Deze rekenwijze werkt sneller maar je moet goed met verhoudingen kunnen rekenen, je berekent eerst de concentratie en dan verdun je deze.
* de eerste oplossing bevat 500 mg in 250 mL, dat is 0,25 L
* de concentratie is dus: ρ = 500 mg / 0,250 L = 2000 mg/L
* de oplossing wordt verdund van 10 naar 100 mL, verdunningsfactor: 10 x. Dat wil zeggen: de concentratie wordt 10 x zo klein.
* nieuwe concentratie: 2000 mg/L / 10 = 200 mg/L
En verder..Maak je natuurlijk de test hoofdstuk 4 en misschien ook de test op niveau 4. Deze is niet eenvoudig. Hieronder wordt opgave 16 uit deze test nog even voorgedaan.
Opgave 16 test hoofdstuk 4 n4:
We maken 2,50 liter verdund salpeterzuur met 0,10 % HNO3, dichtheid 1,00 g/mL.
We gaan uit van een voorraadoplossing met 65,5 %(m/m) HNO3 dichtheid: 1,40 g/mL. Hoeveel ml van de voorraad moeten we verdunnen tot 2,50 L?
Verstandig om even een schets te maken:
Tijdens het verdunnen voeg je water toe. De hoeveelheid HNO3 die opgelost is, verandert niet. Dus: begin en eindoplossing bevatten evenveel HNO3.
0,10% van 2500 g is: 2,50 g HNO3. Zoveel zit ook in V mL voorraadoplossing. Dus: V x 1,40 x 0,655 = 2,5 Bereken V: 2,73 mL.
V x 1,40 x 0,655 = 2,5 want:
V mL
V x 1,40 g oplossing
V x 1,40 x 65,5 % g opgeloste stof (HNO3)