"Meten is weten" zegt de analist. Bedenk daarbij dat je zonder de eenheid nog niks weet. Verander je de eenheid dan verandert ook het getal ervoor. De waarde blijft gelijk.
![]() |
waarde van de grootheid = getal × eenheid |
Rekenen moeilijk?
Laten we eens kijken naar opgave 11a:
We moeten 130 g suikeroplossing maken, die 20%(m/m) suiker bevat.
Hoeveel g suiker en hoeveel g water moeten we nemen?
Goed lezen en een tekeningetje maken:
De oplossing bevat 20% suiker. 20% van 130 g is 0,20 x 130 = 26,0 g suiker.
De rest van de oplossing is water: 130 - 26,0 = 104 g water.
Voor heel grote of heel kleine getallen gebruiken we de wetenschappelijke notatie.
Wetenschappelijke notatie:
één cijfer vóór de komma en een macht van 10 erna.
Getallen groter dan 1
Voor getallen groter dan 1, verschuift de komma naar links, Voor elke stap naar links wordt de macht van 10 één groter.
Dus komma 4 stappen naar links, dan 104er na. En: komma 3 stappen naar links, dan 103 er na.
Getallen kleiner dan 1
Bij getallen kleiner dan 1 doen we – in principe - het zelfde:
Voor getallen kleiner dan 1, verschuift de komma naar rechts. Voor elke stap wordt de macht van 10 één kleiner:
En verder....
Moet je veel oefenen. Alle opgaven van hoofdstuk 2 maken. Elk probleem steeds duidelijk opschrijven, met een tekening. Een goed begin is het halve werk.
Ook kun je weer de tests maken: test hoofdstuk 2 en test hoofdstuk 2 n4. Ook leuk om het kruiswoord even te maken.