Test 19 Reactiesnelheid en evenwicht

De reactiesnelheid is:
1. concentratieverandering per seconde
2. tijd nodig voor de reactie
3. energie nodig voor de reactie
4. orde van de reactie
Bij een exotherme reactie ...
1. is de enthalpie positief
2. is warmte nodig
3. komt warmte vrij
4. is de activeringsenergie negatief
Een reactie kan explosief verlopen als de reactie ...
1. exotherm is met een lage activeringsenergie
2. endotherm is met een lage activeringsenergie
3. endotherm is met een hoge activeringsenergie
4. exotherm is met een hoge activeringsenergie
Als we de temperatuur verhogen, dan verloopt een reactie sneller. Waardoor wordt dit veroorzaakt?
1. de orde van de reactie neemt toe
2. de verdelingsgraad wordt groter
3. de katalysator wordt actiever
4. er zijn meer en krachtiger botsingen
De reactiesnelheidsconstante (k) hangt onder meer af van:
1. katalysator, aard stof, concentraties
2. aard stof, concentraties, temperatuur
3. concentraties, temperatuur, katalysator
4. temperatuur, katalysator, aard stof
Wanneer zijn reagerende deeltjes met elkaar in dynamisch evenwicht?
1. als alle concentraties aan elkaar gelijk zijn
2. als de reactie naar rechts aflopend is
3. als de reactie heen even snel verloopt als de reactie terug
4. als de reactie naar links aflopend is
Een reactie is van de 2^e orde als de ...
1. reactiesnelheidscontante afhangt van 2 concentraties
2. reactiesnelheidscontante afhangt van 4 concentraties
3. reactiesnelheid afhangt van 2 concentraties
4. reactiesnelheid afhangt van 4 concentraties
Chemische reacties verlopen via een overgangstoestand.
Zie bijgaande afbeelding.
Door welke letter wordt hierin de activeringsenergie aangegeven?
1. A
2. B
3. C
4. D
We brengen wat vast AgCl in water. Er lost een heel klein beetje op.

Evenwicht: AgCl(s) <---> Ag⁺(aq) + Cl^-(aq)

We voegen nog een beetje AgNO₃ toe.

Wat gaat er gebeuren met de chloride-concentratie [Cl^-]?
1. deze blijft gelijk
2. deze wordt groter
3. deze wordt kleiner
4. deze wordt eerst kleiner en daarna weer groter.
Bij volumevergroting van een gasmengsel in evenwicht, verschuift het evenwicht ...
1. niet want K is constant
2. naar de endotherme kant
3. naar de kant met de minste deeltjes
4. naar de kant met de meeste deeltjes
We voegen een Fe(III)-zout toe aan water. De pH van het water houden we op 7,00.

Evenwicht: Fe(OH)₃(s) <----> Fe³⁺ + 3 OH^-

K = 2,8 x 10^-39

Hoe groot kan [Fe³⁺] maximaal zijn?
1. 2,8 x 10^-18 mol/L
2. 2,8 x 10^-39 mol/L
3. 1,0 x 10^-10 mol/L
4. 3,3 x 10^-8 mol/L
Bij temperatuurverhoging verschuift het evenwicht ...
1. naar de endotherme kant
2. naar de exotherme kant
3. niet want K is constant
4. naar de kant met de meeste deeltjes
In water hebben we het volgende evenwicht:

HF + H₂O <---> H₃O⁺ + F^-

Als je door water toe te voegen het volume vergroot is er geen evenwicht meer, in de concentratiebreuk ...
1. is dan de noemer te groot en teller te klein
2. is dan de teller te groot en noemer te klein
3. zijn teller en noemer beide te klein
4. zijn teller en noemer beide te groot
Gegeven het evenwicht:

2 CO + O₂ <----> CO₂ + Q kJ/mol

Om het evenwicht naar rechts te verschuiven kunnen we ...
1. CO₂ toevoegen
2. afkoelen
3. volume vergroten
4. O₂ wegnemen
We lossen methaanzuur (HCOOH) op in water. 0,10 mol per liter.

Evenwicht: HCOOH + H₂O <---> H₃O⁺ + HCOO^-

We meten de pH: 2,4

Hoe groot is de evenwichtsconstante? (Bereken eerst [H₃O⁺] en dus [HCOO^-] enz.)
1. 1,6 x 10^-4
2. 0,0040
3. 251
4. 6,3 x 10⁵

Test 19 Reactiesnelheid en evenwicht

Quiz